Preek bij de zondag van het bidden

Jaar C, 28 juli 2013, 10e zondag na Pinksteren (12e in de reeks)

Genesis 18, 20-33; Kolossenzen 2, 6-15; Lucas 11, 1-13

Zusters en broeders,

Toen wij afgelopen zondag – tijdens onze vakantie – de Oud-Katholieke kerk van Wiesbaden binnenstapte voor de eucharistieviering, troffen we het. Die dag werd namelijk een man gedoopt.

Hij vertelde tijdens de viering hoe hij ongelovig was opgevoed. Toch voelde hij al heel snel aan dat er iets ‘meer’ was. Wat, dat begreep hij niet helemaal.

Hij ontdekte wel dat hij op een gegeven moment aan het bidden was. ’s Avonds, als hij op bed de dag doornam, ontdekte hij dat hij zijn gesprekken richtte tot God.

Hij besefte dat dit iets was dat groter dan hemzelf was en dat hij daarin niet alleen wilde blijven. Al zoekende kwam hij uiteindelijk bij de Oud-Katholieke kerk terecht in Wiesbaden, waar hij dat ‘meer’ heel letterlijk vond. Hij vond er mensen die met hem over zijn vragen spraken, mensen die voor elkaar zorgen en mensen die samen de blije en droeve momenten van het leven vierden. Mensen die gezamenlijk op weg wilden gaan. Samen rondom het altaar. Daar bidden ze het onze Vader en ontvangen ze de communie.

Leer ons bidden

Ik vind dat knap, dat je zo, vanuit het niets, al dat soort dingen ontdekt. Zijn vragen aan God werden beantwoord door de gemeenschap.

Bidden is moeilijk. Vaak heb je wel een idee. Je wordt stil, sluit je ogen, vouwt je handen en met lieve of soms bange of verdrietige woorden probeer je je tot God te richten.

Hoe vaak gebeurt het echter niet dat je afgeleid raakt. Of je bent niet overtuigd dat je gebed ook echt zin heeft, of de slaap overmant je.

Zelf merk ik dat de laatste tijd ook heel erg vaak. Ik merk hoeveel moeite het mij kost om tijd te maken voor het gebed. Soms zelfs komt de gedachte in me op van ‘Ach, Hij snapt wel wat ik bedoel.’

Het gebed verwordt tot iets wat nauwelijks echt betekenis heeft.

Hoe kun je er voor zorgen dat je echt bidt. Dat je echt in gesprek komt met God.

De discipelen hebben Jezus zien bidden en ze weten dat Johannes zijn leerlingen ook heeft leren bidden. Zij willen dat ook kunnen.
Dat komt toch minstens vreemd over. Het zijn toch joden die leerlingen van Jezus zijn. Hun hele leven zijn ze toch opgegroeid met bidden, volgens de traditie?

Blijkbaar voelen ze aan dat er iets bijzonders is aan de manier waarop Jezus bidt. In zijn gebed onderhoudt Hij een innige band met God. Hoe doe je dat.

Het is bij dat probleem waar Lucas aansluit. Als Jezus dan tot de discipelen zegt: ‘Wanneer gij bidt, zegt dan: Vader, geheiligd zij uw Naam.’

Je moet daar niet al te makkelijk overheen lezen. Niet meteen als het ‘Onze Vader’ herkennen. Wat namelijk opvalt is dat: wanneer gij bidt, zegt dan. Het is alsof het bidden als eerste verstaan moet worden als: met Hem meezeggen, Hem nazeggen, jouw stem geven aan zijn woorden, instemmen met wat Hij zegt.

Laat je leiden door zijn woorden. Identificeer je met Hem. Hoor hoe zijn woorden de onze worden wanneer we hem vragen onze misstappen te vergeven, omdat wij hetzelfde doen met anderen. Wij mensen die stof en as zijn, zoals Abraham dat zegt, vragen God iets te doen, wat wij zelf ook zouden willen doen. Jezus leert ons in deze lezing om het goede te bidden.

Verstoorde relatie

Op het eerste gehoor klinken de woorden bidt en u zal gegeven worden, zoekt en gij zult vinden; klopt en u zal opengedaan worden veel belovend. Bidden als een soort hulpmiddel om datgene te krijgen wat je wil. Toch lijkt het er op dat het niet zo werkt. Al snel kan ons het nut ontgaan van het gebed, als we niet datgene krijgen waarom we bidden. We zien zoveel onrecht in de wereld, zoveel ziekte zoveel kwaad en zoveel verdriet. In onze gebeden richten we ons tot God en vragen hem in te grijpen en alles recht te zetten.

Het is nu een jaar geleden dat onze zuster x overleed. Het is verschrikkelijk als je bedenkt hoe die lijdensweg was. Hoe kan het bestaan dat God dat toelaat! Had Hij niet in zijn almacht haar dit kunnen besparen? Hoezeer hebben wij om genezing gebeden, om kracht en sterkte!

Het was dan ook erg bijzonder welk een rotsvast vertrouwen x had in de goedheid van God. Hoewel ook zij ook wellicht getwijfeld zal hebben op verschillende momenten.

Jezus leert ons echter dat er onderscheid is tussen wat je aan de Vader vraagt en wat niet. De tekst wijst ons er op dat je de aardse zaken ook aards oplost. Zoals we ook lezen in de brief aan de gemeente in Kolosse is het de bedoeling te leven naar datgene waarin we gedoopt zijn.

Wij zijn mensen van deze aarde, dus als wij onrecht zien op deze aarde, zullen we er wat aan doen. Als wij zieken zien, dan zullen wij voor ze zorgen.
Als wij dat doen en bidden voor deze goede dingen, dan zal onze Vader in de hemel ons de heilige Geest geven. Hij geeft ons dus de gaven al die goede werken met geestkracht te doen.

Je omkeren

Bidden komt dus heel wat bij kijken. Het vraagt om een overtuiging van datgene waarin je gedoopt bent. Datgene waar je voor bidt, moet je zelf ook waarmaken. Het kan dus heel waardevol zijn om eens te kijken hoe wij bidden. Dan denk ik niet alleen aan de gedachten en de woorden, datgene wat we heel goed voor onszelf kunnen houden, maar ik denk ook aan de houding tijdens het bidden.

Zeker als je bij ons in de kerk komt zal je opvallen dat het niet eenvoudigweg een uur stilzitten en luisteren is. We staan, knielen, buigen. We gebruiken ons lichaam om uitdrukking te geven aan de gedachten en woorden die we binnen in onszelf hebben. Het is denk ik goed dat we ons beseffen dat we dat doen en waarom. Zo is er ook een beweging waar mensen zich steeds bewuster van worden. Dat is het zich keren naar het oosten. Net zoals we dat zien in het joodse geloof en de islam. Ook daar keren ze zich heel bewust naar het oosten.

Helaas is bij ons dat steeds meer op de achtergrond komen te liggen. Het is daarom goed om daar steeds meer aandacht voor te krijgen. Niet alleen in de vieringen van onze kerk, maar ook thuis. Waartoe keer je je wanneer je bidt.

Het oosten is een zeer belangrijke richting voor het gebed. Het is de plek waar we de wederkomst van Christus verwachten. De plek waar ons verlangen naar uit gaat. Daar ergens in het oosten, daar ligt het paradijs. Een vaderland waar het goed toeven is. De plek die gemarkeerd wordt door de zon die daar op komt. Elke dag weer een nieuw begin dat ons hoop mag geven.

Het bidden wordt daarmee een gerichtheid, een gezamenlijke weg die we afleggen als parochie. Een weg naar God. Als één gemeenschap gericht op God.

In de liturgie wordt dit oosten gemarkeerd door een belangrijk element. Het altaar. Dat is het symbool van Christus. Daar geloven wij dat Hij aanwezig is tijdens de eucharistie en daarna blijvend in de gaven van brood en wijn. Daarom ook dat het altaar zo’n centrale plaats inneemt. Al in het Oude Testament richten Noach, Abraham en Mozes altaren op waar ze Gods Naam aanroepen. Het is het zogenaamde liturgische oosten. Daar waar de gemeenschap zich als een huisgezin verzamelt.

Als gemeenschap zijn wij daar al heel ver in. Het is werkelijk bewonderenswaardig hoe wij ons verzamelen rondom het altaar om samen de communie te ontvangen. Toch zou ik daarin een stap verder willen zetten. Laten we vanaf vandaag ons eerder verzamelen rondom het altaar en wel voor het onze Vader. Laten we dan al in de kring staan om die gemeenschap in het gebed nog meer te beleven. Met de handen geopend, een ontvangende houding.

Dan wordt het meer en meer een ontvangen van de gaven van de Geest, die we als gemeenschap mogen ervaren.

Amen.

Diaken Victor Scheijde