Preek A jaar, 19 november 2017
Preek bij de zondag van schapen en de bokken, zondag na Pinksteren 28
Ezechiël 34, 11-17;1 Tessalonicenzen 4, 9-12; Matteüs 25, 31-46
Zusters en broeders,
God geeft een ander perspectief in ons leven en dat lijkt logisch, zoals de betekenis van de lezingen van vandaag ons waarschijnlijk wel logisch voorkomen. Natuurlijk willen we zorg dragen voor de ander, open staan voor de nood van de ander. Maar vaak zijn we ons er niet eens van bewust dat we dat al of niet doen. We zitten ongeveer op het einde van het kerkelijk jaar. De heftige lezingen benadrukken dat voor ons. Het is goed om ons telkens weer, zonder ophouden, te bezinnen op ons leven. Zitten we op het goede spoor? Dwalen we wellicht af? Laten we onze aandacht verslappen?
Samen met de lezingen van de afgelopen zondagen vormt het evangelie van vandaag het slot van de zogenaamde eschatologische rede van Jezus. Het gaat om het einde der tijden, zoals Jezus ons voorhoudt. Hij sluit daarmee aan op beelden die in de oude geschriften werden gebruikt. Beelden van hoop op momenten dat mensen het leven als zwaar en uitzichtloos beleven. Er komt een einde aan al het leed, al weten wij niet wanneer. Het kan betekenen dat dat einde er elke keer is wanneer we wat doen aan het leed van de ander, wanneer we ons openstellen voor de nood van de ander. Net zoals het koninkrijk van God onder handbereik is en zichtbaar wordt waar mensen hersteld worden in hun menszijn.
Het zijn de zogenaamde werken van barmhartigheid die hier naar voren komen. Belangrijke dingen die mensen moeten doen voor elkaar en die ook al bij de Israëlieten in hoog aanzien stonden. Het is iets waar we elkaar in voor mogen gaan om zo elkaar te inspireren en te helpen. Maar zelf krijgen we daar het voorbeeld voor aangereikt vanuit de geschriften.
In het beeld van Ezechiël wordt geprotesteerd tegen een wereld waarin het eigen belang voorop staat. Het wordt uitgebeeld door de herders die wel de wol gebruiken, maar niet de schapen verzorgen. Daarbij wordt gespeeld tussen de leidersrol en de onderlinge verhoudingen. Uiteindelijk zijn de herders zelf ook schapen of bokken en zal de hele kudde ter verantwoording worden geroepen. De hele maatschappij wordt zo een spiegel voorgehouden. God ziet dat de mensen in de maatschappij niet zomaar uit zichzelf het goed voor hebben met elkaar. Daarom wordt het goddelijke beeld van de zorg voor elkaar tegenover het wereldse beeld geplaatst.
In het Evangelie zien we vervolgens hoe God mens geworden is in Jezus en zo volledig één wordt met de mensen van de maatschappij. Daarbij geeft Jezus het voorbeeld. Hij laat zien wat het betekent om voor elkaar zorg te dragen en iedereen die dat ook doet hoort als vanzelf bij Hem. Dat is niet iets wat je alleen maar kunt wanneer je hem kent. Het is niet iets wat christenen zomaar beter zouden kunnen dan anderen, maar we ontvangen in Jezus wel de genade en de inspiratie om dat te doen. Het is ons ingegeven, maar het is niet iets dat vanzelf dan ook gebeurt. Het ligt dan ook niet besloten in het zeggen en elkaar beleren op dat gebied, nee, het vraagt van ons een actieve houding.
God heeft het voorgedaan door de hele heilsgeschiedenis heen. Toen God de naakten kleedde zoals de eerste mens, de zieken bezocht zoals Hij Abraham na zijn besnijdenis bezocht, de gevangenen troostte, zoals het volk van Israël dat gevangen was in Egypte en hoe Hij de doden begroef zoals Mozes na zijn dood.
Door je door Gods handelen te laten inspireren beantwoordt je aan de roeping van God voor ieder mens om gelijkvormig te worden aan Hem. Om beeld van God te zijn.
Wie dat belangeloos doet, zal wellicht pas achteraf ontdekken dat zij of hij daarin God heeft ontmoet. De verbaasde vragen van de mensen die geoordeeld worden in het Evangelie verwijzen naar de spontaniteit van ons handelen. Handelen we spontaan ten goede of ten kwade? Kinderen van God doen goed als vanzelf, althans, dat is de gedachte.
Wie zich door de ander laat raken, ontmoet God; wie zich ervoor afsluit, zoekt alleen zichzelf en komt ook niemand anders tegen.
Er zijn de laatste tijd weer vaak onheilsprofeten die het einde van de wereld verkondigen. Vandaag zou het ook weer zover zijn, notabene voorspeld door dezelfde onheilsprofeet die het in september ook al mis had. Jezus heeft ons echter verteld dat het niet aan ons is om te weten wanneer het zover is. Het gaat er namelijk niet om dat we ons op het laatst nog even extra inzetten om zo een wit voetje te kunnen halen. Maar waar die onheilsprofeet wel gelijk in heeft is dat er veel verandert in onze wereld en dat we moeten oppassen onszelf daar niet in te verliezen. We moeten ons niet neerleggen bij het onrecht dat we zien in de wereld. We moeten niet onze verantwoordelijkheden afschuiven op anderen. De Heer heeft ons allemaal geroepen om aan Zijn koninkrijk te werken. We zitten dus wel op het einde van het kerkelijk jaar en de lezingen schudden ons wakker om ons zo klaar te maken voor de terugkeer van het licht. Binnenkort mogen we dat vieren wanneer de Advent begint. Na de bewustwording als een soort schuldbelijdenis, kunnen we ruimte maken voor het licht in ons. Christus die mag groeien in ons leven en met Kerst weer opnieuw mens wordt in ons.
Amen
Pastoor Victor