Van oud naar nieuw

Zondag na Kerstmis, Oud en Nieuw, 31 december 2017, Puer natus est (Een kind is ons geboren)

Jesaja 61, 10 – 62, 3; Galaten 3, 23 – 4, 7; Lucas 2, 33-40

Zusters en broeders,

Het is Oud en Nieuw en in de romantiek die erbij hoort worden we overspoeld met terugblikken op het afgelopen jaar. Met veel feestgedruis laten we het oude knallend achter ons en stappen het nieuwe jaar in met het geloof dat het nieuwe jaar nieuwe kansen zal bieden.

Vernieuwing lijkt dan ook het centrale thema van de vieringen die we rond de Kerst vieren. De vieringen worden aangeduid met het thema uit Jesaja dat in de Kerstnacht al klonk: ‘Een kind is ons geboren’. Het roept ons op ons eigen geloof onder de loep te nemen.

Wat is ons geloof?

Wanneer we aan anderen proberen uit te leggen wat ons geloof is, dan vinden we dat vaak moeilijk. Enerzijds komen er kerkelijke antwoorden, anderzijds doorleefde argumenten. Het is een optelsom van onze twijfels, onze leermomenten, droeve momenten en vreugdevolle momenten. Daarin proberen we vaak bepaalde zekerheden als waarheid te beschrijven, zoals theologische opvattingen rondom eucharistie en ambt. Het zijn zekerheden die vaak weer breekpunten blijken naar andere christelijke richtingen. Je kunt je dan ook wel afvragen of ze behulpzaam zijn of een onhandige rollator die ons op de been houdt omdat we niet durven te vertrouwen op onze eigen geloof.

Wat geloven we dus eigenlijk echt en hoe kunnen we dat laten groeien? Zitten we daarvoor niet te veel vast in begrippen als traditie in de trant van: ‘we hebben het altijd zo gedaan’?

Tweestrijd

We horen de oude Simeon zeggen: ‘Ja, ook uzelf zal een zwaard door de ziel gaan, opdat de gedachten van vele harten openbaar worden’.

De lering van Jezus laat zien hoe Hij geleerd heeft van de Vader dat het op de aarde moet en kan zijn. Daarmee brengt Hij het onrecht aan het licht. Dat is niet eenvoudig voor Zijn toehoorders die niet gemakkelijk afstand doen van de wetsgetrouwheid uit angst voor het onbekende, uit angst voor andere volken.

Jezus vraagt aan ze, in lijn met de oude profeten, zich niet te laten beperken door een wet die als een soort toverformule zal zorgen dat je behouden wordt, maar door je te laten raken door wat de wereld je brengt. De wereld die door God geschapen is en dus niet onrein kan zijn. Waar je niet bang voor hoeft te zijn. Maar net als andere wetsgetrouwe joden zal ook Maria het moeilijk vinden die oude wet los te laten. Ze zal het moeten overwinnen om zo ook een trouwe leerling van Jezus te kunnen worden. Ook al verdeelt het haar als met een zwaard, het zal helpen de harten van anderen open te leggen.

Pedagogiek van de wet

Paulus treft in de Galaten een groep gelovigen die in tweestrijd is omdat ze het lastig vonden om te gaan met een volledig nieuwe werkelijkheid waarin joden niet langer afgescheiden leefden van heidenen. De verkondiging van het Evangelie had namelijk heidenen aangetrokken. Hoe moesten zij in die joodse groep die Jezus als Messias had aangenomen integreren? Moesten zij, net zoals Jezus zelf, aan de wet voldoen en zich volledig bekeren tot het jodendom of was het geloof in Jezus voldoende om volwaardige volgelingen van Christus te worden? Paulus is van mening dat de wet weliswaar voor geboren joden geldig is, maar dat nieuwe volgelingen van de Messias niet onder die wet hoeven te staan.

De wet was er voor de joden van de oude orde. De strenge wetten ooit begonnen als wetten voor de cultische reinheid die aanvankelijk voor de priesters gold werden langzamerhand door steeds meer volksgenoten overgenomen. Het hielp ze in tijden van onderdrukking hun eigen identiteit te benadrukken. Het voorkwam ook te veel invloed van buitenaf.

Daarbij waren die wetten er ook om als volk te kunnen groeien in hun geloof.

Als opgroeiende kinderen werden ze met strenge wetten klaargestoomd voor de tijd dat God Zijn heil uitspreidt over alle volken. Paulus noemt de wet de oppasser, een paidagogos, vergelijkbaar met de slaaf in welgestelde families die was aangesteld om de kinderen te beschermen wanneer ze over straat gingen en ze manieren te leren zodat ze wisten hoe ze zich later moesten gedragen.

Die tijd is voorbij laat Paulus merken. Het is tijd om als volwassen gelovigen op eigen benen te kunnen staan. De tijd van een opvoeding in een beschermd milieu is voorbij. Als volwassen gelovige hoef je niet meer bang te zijn voor de boze buitenwereld, want in Christus’ geboorte is het geloof gegeven, waardoor anderen naar het Licht komen.

Brandende toorts

In de lezing van Jesaja hoorden we over de onrust in de profeet uit liefde voor Jeruzalem. Hij hoopt op het heil dat straalt als een gloed en de redding die als een brandende toorts is. Het is een visioen waarin je als gelovige niet meer angstvallig je geloof voor jezelf hoeft te houden, maar waar anderen zien hoe zeer het geloof in die ene God ons bij ons doel kan brengen. Niet meer uit een plichtsgetrouwheid de wet dienen, maar ‘uit liefde voor Jeruzalem’ het geloof uitstralen. Jeruzalem staat daarbij symbool als centrum van de wereld waar alle volken in vrede samenkomen. Een beeld dat niet zonder problemen is.

Geloven is ook niet zomaar een hoedanigheid waarbij alle antwoorden gegeven zijn en alleen maar geluk overblijft. Geloof verklaart niet alles wat we tegenkomen in het leven. Wie dat zoekt is snel geneigd terug te vallen op religieuze en liturgische regels zonder de vrijheid te ervaren ermee te kunnen spelen als een kind. Het wordt dan ook verleidelijk die wetten als voorwaarde over te brengen op nieuwe mensen in de veronderstelling dat de ene zekerheid ingeruild kan worden door een andere.

De geboorte van Jezus als de Messias brengt een ommekeer. Dit kind ons geboren opent de harten van velen waardoor het geloof een zaak kan worden van het hart. Niet iets wat moet, maar waar we vanuit de vrije wil voor mogen kiezen. Daarmee wordt de afkeer van Adam hersteld en wordt het geloof als een brandende toorts in de nacht om ons te leiden in de duisternis van de nacht.

Wij komen hier in de kerk samen met allemaal andere achtergronden. Velen van ons hebben daarmee het oude achter zich gelaten en zijn een nieuw avontuur ingestapt. Er is iets wat we gemeenschappelijk hebben en dat beleven we in de vieringen en in andere zaken die we met elkaar delen. We noemen het graag traditie als onderdeel van onze identiteit. Maar wat belangrijk is te beseffen is dat traditie geen vastliggende wet is, maar een bewegelijke manier van omgaan met wat de gelovigen vóór ons hebben geleerd. Het is een manier van kijken naar de wereld, een manier van omgaan met wat we leren uit de geschriften, maar voornamelijk ook een durven vertrouwen op een persoonlijke relatie met Jezus als onze leraar. Het geloof vraagt dus niet zozeer van ons om ons vast te leggen in onveranderlijke regels, maar om juist het oude telkens weer achter ons te laten. Dat is iets anders dan ontkennen dat het er is, er niet van leren, maar wel om met een open blik middenin het leven van nu te staan.

Ons geloof is gevormd door enerzijds de verhalen van de gelovigen vóór ons die de traditie hebben doorgegeven, maar ze wordt tot een levend getuigenis wanneer we het geloof laten stralen in het hier en nu. Het mag ons helpen te ijken op het Licht dat door het kind in ons is geboren.

Amen.

Pastoor Victor

De volgende viering is op zondag 7 januari 2018 om 11.00u. We vieren dan Epifanie (De openbaring van de Heer aan de volken) ook wel bekend als Driekoningen.