Preek bij de vijfde zondag van Pasen, jaar B, 29 april 2018
Handelingen 8, 26-40; 1 Johannes 3, 18-24; Johannes 15, 1-8
Zusters en broeders,
Wanneer we de lezingen van vandaag in maximaal 280 tekens zouden moeten samenvatten, dan gaat het over verbondenheid en het daarnaar handelen. Dat was dan in 143 tekens, verwijzend naar het social-media programma #Twitter voor de mensen die mij nu staan aan te kijken met een blik: “waar heeft hij het over?”
Wanneer we het over verbondenheid hebben, dan kunnen we toch zeggen dat we tegenwoordig veel meer verbonden zijn met elkaar dan ooit in de geschiedenis. Maar over wat voor een verbondenheid hebben we het dan? Vaak zijn het oppervlakkige en vluchtige relaties die allesbehalve stabiliteit uitstralen.
Verbondenheid en voeding
Wanneer Jezus het over verbondenheid heeft en daarbij de wijnrank als model gebruikt, dan lijkt voeding centraal te staan. Zonder de juiste voeding, kun je geen vrucht dragen. De rank moet verbonden blijven met de basis en in het evangelie van vandaag is dat Jezus.
Het is op het eerste gezicht een eenvoudig beeld, maar door de geschiedenis heen van mensen en kerkgenootschappen zien we dat het geleid heeft tot afscheiding en uitsluiting. Daarbij zien we vaak dat mensen op afstand van de parochie als geloofsgemeenschap leven maar toch die verbinding willen doorsnijden. Wanneer het een letterlijke afstand is, dan zie je soms wel dat mensen voeding krijgen in lokale gemeenschappen waar ze dichterbij wonen. Maar wanneer er een mentale afstand is, dan lijkt de voeding ze niet meer te bereiken. Het kost dan veel moeite om ze de voeding te bieden en je kan het ervaren alsof je nooit genoeg kunt doen om ze erbij te betrekken. Het levert dan wederzijdse teleurstelling op. Dat merk je vaak sterker in een kleine geloofsgemeenschap als de onze. De energie die je steekt in het bereiken van anderen, verder van de parochie af, kun je niet steken in het leven van de gemeenschap dichterbij de parochie en andersom. De kans op verdorring van het geloofsleven blijft dan op de loer liggen bij beide kanten. Maar wat is onze eigen taak daarin? Zien wij onszelf als betrokken gelovigen graag als de wortel van een wijnrank die voeding moet bieden aan anderen of zijn we slechts zelf spruiten die de voeding slechts doorgeven en er daarbij voor moeten zorgen dat er genoeg voeding voor onszelf overblijft? Het is een zoektocht in het parochieleven naar hoe de parochie het beste functioneert.
Een wat schertsende column van mijn vriend Pater Hugo uit Warfhuizen hekelt de enorme energie die vrijwilligers en pastores steken in het organiseren van ‘leuke’ bijeenkomsten of aangepaste liturgie zodat meer mensen zich aangesproken zouden voelen. Hij gelooft meer in de goddelijke bron die door de liturgie de voeding verzorgt naar de mensen.
Of hij daarin gelijk heeft weet ik niet. Ik merk in zijn column een onderwaardering van de gemeenschap die samen zich laaft aan de bron. Liturgie is van oudsher daar een deel van maar kan niet zonder de gemeenschap. De liturgie drukt iets universeels uit en is daarmee niet het feestje van ieder voor zich. Het is een balans van aloude beproefde gebeden, lezingen en gezangen die zich mengen met een meer lokale spiritualiteit op het gebied van zangtraditie en de gebeden van de gelovigen die gevoed worden door het leven van de gelovigen. Liturgie lijkt heel dichtbij de bron te komen van waaruit we gevoed mogen worden. Daar moet volgens de pater niet aan getornd worden.
Toch merk ik wel iets van geruststelling in zijn column. Wij zijn noch de wijngaardenier noch de wortel. Wij gaan niet over de voeding en ook niet over het verwijderen van verdorde ranken of het krenten van de trossen druiven, hoe graag we onszelf die rol misschien zouden willen toebedelen. Wij zijn slechts een deel door wie dezelfde levenssappen stromen en wij zijn afhankelijk van die ene bron die het ons in Zijn goedheid schenkt. Een zekere berusting zou ons dan passen. Vertrouwen dat God zelf heel goed weet wat er moet gebeuren. Zolang wij maar blijven doorgeven.
Woorden en daden
Dat doorgeven kan niet alleen in woorden blijven hangen, zoals we mogen lezen in de tweede lezing. God verlangt van ons een actieve houding waartoe ons geloof ons aanspoort. Daar zie je het belang van die gemeenschap die zich sterk maakt voor elkaar en voor de wereld om haar heen.
Er wordt ons de vraag gesteld hoe Gods daden gaan leven in onze daden. Dat is iets anders dan ons blindstaren op het behalen van resultaten. Het is veel meer de houding die wij als gelovigen aannemen om er werk van te maken Gods liefde uit te dragen. Het heeft eigenlijk wel een bepaalde zichtbaarheid nodig. Zoals mijn wijnrank op mijn dakterras op veel plekken fris groen laat zien dit voorjaar en hier en daar het begin van een druiventros, zo mag onze houding zichtbaar maken naar de wereld om ons heen dat we gevoed worden vanuit de bron die Christus is. Jezus vraagt ons de belichaming van zijn liefde te zijn zoals Hij de belichaming van Gods liefde is.
Toch voelt het voor velen van ons vaak als een brug te ver. Het gevoel te koop te lopen met je geloof is iets wat velen van ons tegenstaat. Toch gaat het denk ik juist meestal bij ons om een getuigenis van het geloof en niet zozeer te koop lopen met je eigen verdiensten.
Verantwoordelijkheid en mogelijkheden
De Oud-Katholiek die dit weekend op de mat viel geeft een interessante blik op moderne middelen die er tegenwoordig zijn. Ergens lees je de voorzichtigheid waarmee we internet en social media tegemoet moeten treden, anderzijds dat we toch ook niet bang moeten zijn om deze middelen actief in te zetten. Ik vond het bijzonder om te lezen van een vrouw die dankzij computers en social media uit een bepaald isolement kon komen doordat ze minder bang hoeft te zijn voor haar dyslexie. Ook geeft het nieuwe mogelijkheden om verbonden te blijven, ook met mensen die op meer afstand van de geloofsgemeenschap leven. Elders ging het ook over de eigen verantwoordelijkheid over ons leven, over wat we delen met de buitenwereld, ook over ons geloof. De schrijver beschreef dat als zeer passend bij ons oud-katholiek gedachtengoed waarin niet de kerk, priester of bisschop verantwoordelijk is voor jou als gelovige, maar dat je dat zelf bent.
De nieuwe manieren van verbonden zijn brengt ons op eenvoudige manier in contact met mensen over heel de wereld. Het zou toch mooi zijn als het ons lukt om op die manier te werken aan echte verbondenheid. Zo te ontdekken dat we via elkaar voeding kunnen ontvangen uit die ene bron.
De uitdaging waar wij als gelovigen dus voor staan is om op een positieve manier gebruik te maken van de moderne middelen die ons ter beschikking staan om te werken aan echte verbondenheid. Dat kunnen we doen door erop te vertrouwen dat God ons ook via die nieuwe middelen de juiste voeding zal blijven geven om door te geven die wij op onze beurt mogen doorgeven.
Amen.
Pastoor Victor