Werkbezoek aan de voedselbank

Gezien worden

Groningen, 12 oktober 2013

Afgelopen vrijdag fietste ik door de stad naar de voedselbank. . Samen met de secretaris van de Raad van Kerken, mevrouw B. van Dongen-Svensgaard, was ik daar uitgenodigd door de voorzitter van de voedselbank, in mijn functie van pastoor van de oud-katholieke parochie en voorzitter van de Raad van Kerken van de stad Groningen. In mijn achterhoofd zat de tekst van het evangelie over Jezus die naar Jeruzalem trok, door het grensgebied van Samaría en Galilea (Lucas 17, 11-19)

Hoe verder ik me van het mooie centrum verwijderde, des te meer kwam ik terecht in ‘het grensgebied’. Daar ergens, ‘aan de rand van de beschaving’, trof ik een armoedig ogend geheel aan, waar arme mensen naar toe gaan om een kleine aanvulling te ontvangen op hun eten.

Eerder die week was ik getroffen door het bericht over de ernstige tekorten die dreigden bij de voedselbank en in een opwelling deelde ik dit bericht op Twitter met de suggestie dat we als parochie wat zouden moeten doen. Wat dat teweeg zou brengen, had ik niet kunnen voorzien, en dat is misschien maar goed ook, want zou ik het dan wel gedaan hebben? Nadat ik het berichtje geplaatst had, belde ik meteen met voorzitter Ulfert Molenhui, om te vragen wat de voedselbank nodig had. Ik had de telefoon nog niet opgehangen of ik werd gebeld door verschillende nieuwszenders. Wat klein begon, werd opeens heel erg groot. Het was ook best even schrikken voor mijn vrouw en mij dat er plotseling twee cameraploegen langs wilden komen.

Het heeft wat teweeg gebracht en het is al merkbaar dat er langzaamaan weer meer aanvoer komt bij de voedselbank. Het is alleen de vraag hoe lang het gevoel iets te moeten doen, blijft bij de mensen. Nu is het namelijk even zichtbaar, straks kan het zomaar weer verdwijnen in de vergetelheid. In het ‘schemerland’ van Groningen.

Tijdens ons bezoek hoorden we allereerst heel veel over de situatie van de voedselbank en ook over de maatschappelijke inbedding en politieke banden van deze instelling. Gelukkig werden we regelmatig onderbroken door bijzondere leveringen, waar de voorzitter steeds persoonlijk op insprong.

We hadden zeer speciale ontmoetingen met verschrikkelijk enthousiaste vrijwilligers en daarnaast liet de voorzitter mij kennismaken met een flink aantal mensen die afhankelijk zijn van de voedselbank. Gesprekken met hen grepen me aan. Ik sprak mensen die alle hoop hadden laten varen, maar ook anderen, die ondanks alle ellende er het beste van probeerden te maken. Ook een vrouw die daar kwam omdat ze geen werk meer had en door ziekte ook niet meer in staat was betaald werk te verrichten, maar die wel actief oudere mensen hielp met kleine dingen, iets wat zij wel aankon, maar wat te vrijblijvend was voor een betalende werkgever. Daarnaast trof het mij als vaderdiep als daar een verjaardagsdoos te zien voor een kind van zeven. Daarin een paar producten om een feest van zijn verjaardag te maken, producten die over het algemeen beschouwd worden als zaken die in ieder huishouden aanwezig zijn. Maar wat voor ons gewoon is, is voor anderen een feestmaal.

Al die vrijwilligers met al hun goede wil kunnen niets doen, als de schappen leeg raken. Als christenen kunnen wij niet werkeloos toekijken nu dit dreigt te gebeuren. Wij kunnen iets doen door aandacht voor de voedselbank te vragen. En natuurlijk kunnen we ook met de daad bijdragen. Vandaar dat wij voortaan manden in de kerk zullen zetten, waarin kerkgangers artikelen kunnen deponeren voor de voedselbank. Deze gaven krijgen een zichtbare plek in onze vieringen.

Bij het afscheid had ik nog een bijzondere ontmoeting, namelijk met Natascha, die met enorm enthousiasme een kledingbank was begonnen (dezeecontainer.nl), maar die door de beperkte middelen die ze had letterlijk in de kou stond! Vol liefde vertelde zij hoe een paar nieuwe schoenen een tiener kunnen helpen om niet meer gepest te worden. Ongelofelijk hoe hard mensen kunnen zijn!

Het bezoek aan de voedselbank heeft diepe indruk op me gemaakt. Ik werd geraakt door alles wat ik zag en hoorde over en van mensen die onder de armoedegrens leefden en ik realiseerde mij steeds meer hoe belangrijk het is dat juist wij als christenen het onrecht, dat zo dichtbij is, zichtbaar maken. Ook al kunnen we maar een kleine bijdrage leveren, wij kunnen een verschil maken.

Pastoor Victor