Toen daagde er licht

Preek bij de tweede zondag van de Advent, jaar B

7 december 2014 – Populus Sion – Volk van Sion

Jesaja 40, 1-11; 2 Petrus 3, 8-18; Marcus 1, 1-8

Zusters en broeders,

De Advent is voor velen een nieuwe start. Een tijd van herbronning en verdieping. Zeker wanneer de dingen niet meer zo mooi zijn als ze aanvankelijk leken. Wanneer de glans er een beetje vanaf is, is het goed om er opnieuw werk van te maken.

Stond de eerste Advent nog in verbinding met de zondagen van de eindtijd, met een oproep tot waakzaamheid en het goed voor elkaar zorgen, nu gaat het om een nieuwe start.

Een start die ook wordt weergegeven door het evangelie van Marcus, dat ons het komende jaar mag begeleiden. Goed nieuws in een verhaal waar we zelf als gelovigen een plaats krijgen toebedeeld. Net als bij Johannes, leren we Jezus hier kennen bij de doop en zijn werkzame leven daarna. Het verhaal mag hier en nu bij ons tot leven komen en we worden uitgenodigd om mee te doen.

Troost

Het volk van God, had het daar maar moeilijk mee, meedoen met Gods plan. Het heeft troost nodig en de oproep tot vertroosting bij Jesaja is daarom heel intens. Het volk Israël leeft in totale ontreddering en wellicht angst dat ze door hun daden gestraft worden door God. Maar het is niet nodig. God heeft, ondanks alles wat er is gebeurt, nog steeds een liefdevolle band met zijn volk. Als ze het nou maar eens zouden zien. Troost, troost, mijn volk. Spreekt tot het hart van Jeruzalem.

Het moet doordringen tot in het binnenste van zijn volk. Misschien spreekt uit de woorden van Jesaja ook wel de afstand die mensen tot God voelen. Ziet Hij wel echt ons lijden? Wil Hij nog wel met ons te maken hebben? Wat we leren uit de verhalen is vaak zo groot en zo wordt God ook wel ervaren, als onmetelijk groot. Kan het niet kleiner zijn? Iets uit het eigen midden van het volk?
Iemand die opstaat en een weg bereid. Iemand die de vreugdevolle boodschap kan aankondigen?

Hoe kun je Gods goedheid ervaren, wanneer we van alles in het leven ervaren dat voorbij gaat. Van alles dat zo mooi is, als gras en de schoonheid van de bloemen op het veld. Alles wat we in het leven ervaren als mooi en goed. Maar ook wanneer dat voorbij gaat, wanneer het gras verdort en de bloemen afvallen, blijft Gods woord overeind. Dat moet van de hoogste berg geroepen worden.

Sion zelf wordt die vreugdebode, mensen uit het eigen geslacht. Mensen van dichtbij. En het zal leiden tot een ongekende openbaring van Gods glorie. Een herder die komt om er in liefde voor zijn mensen te zijn.

Om dat te kunnen ervaren is het nodig om jezelf open te stellen voor die vreugdevolle boodschap en je in alle eerlijkheid te ontdoen van hinderende obstakels.

Wederkomst

De christenen waar Petrus tot spreekt vinden het lastig. Ze leven vanuit de gekomen Messias, degene waar het hele joodse volk op gewacht heeft, maar zij moeten het doen van de getuigenis van anderen. Ze wachten op de wederkomst van de Heer en het wachten duurt lang, zo lang dat de mensen onrustig worden.

Petrus wil ze bemoedigen door ze te vertellen dat God buiten alle tijd staat. Het uitblijven van de wederkomst is geen breuk met de belofte, maar een daad van liefde. God wil dat iedereen de kans krijgt tot inkeer te komen en dat niemand verloren zal gaan. Hij heeft geduld met ons. Christus zal wederkomen, maar ondertussen moeten we de moed niet verliezen, hoezeer we ook nu het kunnen ervaren dat het gras verdort en de bloemen afvallen wanneer Gods adem erover waait.

Hou de spanning vast, en wordt er ook niet bang voor. Wanneer we leven in de bereidheid Gods goede boodschap uit te dragen en in verwachting blijven van de goede uitwerking daarvan, dan kunnen we in vertrouwen uitzien naar zijn komst. Het is en blijft goed nieuws.

Heilzaam

Het evangelie van Marcus is mogelijk geschreven voor de christenen in Rome, omstreeks 70 na Christus. De christenen waren daar in de minderheid en werden bedreigd. Ze zullen zich zeker ontredderd gevoeld hebben in die onzekere tijd. Een onzekerheid die wij – hetzij op een andere manier – ook nu kunnen ervaren in een tijd dat de liefdevolle en goede boodschap van onze Heer niet meer vanzelfsprekend is. In andere landen, waar onze zusters en broeders weldegelijk bedreigd worden, zal het gevoel van die eerste christenen in Rome heel herkenbaar zijn.

Net als zij toen, moeten ook wij een eigen weg zien te vinden in ons leven, waar ons geloof ook bij hoort. Als christenen zijn we een niet onbelangrijk deel van de geschiedenis. Van enorme ontwikkelingen in de wereld. Vaak beseffen we dat niet voldoende, maar we moeten dat ook niet vergeten.

We mogen ons laten troosten en versterken door de verhalen die voor ons opgeschreven zijn. Er uit voorlezen bij onze samenkomsten, we mogen elkaar eruit vertellen. Maar het belangrijkste is dat we ons daarbij er ook voor open stellen. Er niet naar kijken met een gesloten blik van uitsluiting en veroordeling, maar vanuit liefde en insluiting van allen die snakken naar woorden van liefde in onze tijd.

Het geloof is door woorden en daden van Jezus gewekt. Jezus zelf is en blijft de goede boodschap. Zijn evangelie is een levenwekkend verhaal voor toehoorders van toen en nu.

Vroeger werd er aan het einde van elke eucharistieviering uit het begin van het Johannes evangelie gelezen. “In het begin was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God.” Men ontleende bijzondere kracht aan het aanhoren van dat evangelie, vandaar dat het elke zondag opnieuw werd gelezen. En misschien zit daar ook wel een bron van waarheid in. Hoe vaak je het evangelie ook opnieuw hoort, telkens opnieuw is het in staat je te veranderen. Heilzaam te werken in je leven.

Perspectief

Het begint allemaal met die stem die roept in de woestijn, Johannes de Doper die als een vooruitgeschoven bode naar ons toekomt. In onherbergzame verlatenheid, op een plek waar dorst wacht, honger, eenzaamheid, dood. Alles wat aan heil van boven komt van ons af slaande. Een herinnering aan dat volk dat ronddwaalt in het duister.

Maar het is ook een plek van bezinning. Om tot jezelf te komen, een ommekeer in je leven. Een plek waar je te weten kunt komen van Gods nabijheid, dat leven geeft.

Dan tekent Marcus dat mooie hoopvolle perspectief. Heel het joodse land en alle bewoners van Jeruzalem lopen naar hem uit en laten zich dopen in de Jordaan. Dat is werkelijk goed nieuws, dat alleen al is een teken van Gods koninkrijk op aarde. De Jordaan als een grens rivier. Als je daarin afdaalt, de oversteek waagt, ga je van de dorre woestijn naar een vruchtbaar beloofd land, van dood naar leven.

En dat is pas het begin. Daarna wacht iemand die niet met water doopt, maar met de heilige Geest. Net als het begin van de Bijbel, waar we lezen over Gods Geest die over de wateren zweefde, toen alles woest, leeg en duister was.

Toen daagde er licht en begon het te leven.

Amen.

pastoor Victor Scheijde