Preek bij de zesde zondag na Pinksteren
Ezechiël 17, 22-24; 2 Korintiërs 5,1-10; Marcus 4,26-34
Zusters en broeders,
Geloven is eigenlijk maar een raar iets. Het gaat met ups en downs. Soms vervult het je helemaal, op andere momenten is het alsof er niks meer is. Veel mensen maken die momenten mee, ik ook, en dan is het de vraag of je geloof bestand is tegen die momenten van twijfel. Ik heb ook wel van die momenten gehad dat het mij zoveel gemakkelijker leek om maar niet in God te geloven.
Zelf heb ik veel verschillende momenten meegemaakt, maar voor mij geld echter wel dat ik niet anders kan dan geloven in God. Zeker op momenten dat God wel erg stil was in mijn leven. Echter door bepaalde ervaringen in mijn leven kan ik zelf niet meer twijfelen aan het bestaan van God, die voor mij echt als een Vader is. Geloven uitgelegd als vertrouwen is echter dan nog wel een ander ding. Er zijn weleens momenten geweest dat ik jaloers kon zijn op mensen die niet geloven, want dan hoef je ook geen vertrouwen meer te stellen in God en dat lijkt soms weleens heel gemakkelijk. Toch heb ik ook gemerkt dat door de jaren heen mijn geloof is gegroeid van een kinderlijk geloof naar een volwassener geloof. Maar daarmee is alles ook complexer geworden, zeker wanneer je in aanraking komt met mensen die anders geloven.
Daarom spreekt het verhaal van het mosterdzaadje mij wel aan. Een beeldspraak waarin een piepklein zaadje uitgroeit tot een struik waarin vele vogels – van verschillende pluimage – zich kunnen nestelen.
Wanneer je zoekt naar afbeeldingen van mosterdplanten, dan zie je vooral een kruidachtig gewas, dat gecultiveerd is in velden, zoals koolzaad ook in velden wordt verbouwd. Toch kwam ik ook het beeld tegen van een mosterdstruik in het wild ergens in het Midden-Oosten. Dat is een behoorlijke struik, die zeer wilde vertakkingen vertoont. Bijna ondoordringbaar om te zien. Een struik die beschutting biedt en een nestplaats is voor vogels.
Grote bomen en struiken zullen in Israël, waar ze minder voorkomen, zeker tot de verbeelding hebben gesproken. Ze zijn dan ook belangrijk in de Bijbel en met name in het Oude-Testament. Ze zijn waardevol en nuttig. Ze zorgen immers voor beschutting op het heetst van de dag, zijn geneeskrachtig, geven voedsel en hout om mee te bouwen. Denk maar aan de vijgenboom, de olijfboom, de dadelpalm en ceders. Het planten van een zaad of een zaailing, geeft iets weer van goddelijke kracht. Hoe zoiets, als vanzelf, van ogenschijnlijk niets, tot iets enorms kan uitgroeien. Al die potentie zit in dat ene kleine zaadje, maar wij mensen kunnen niet meer doen dan het planten en op tijd water geven – wanneer de regen dat niet voor ons doet. Wij kunnen het niet doen groeien door onze inspanningen. Je moet er dus op vertrouwen (geloven) dat het gaat groeien. Door onze kennis en ervaring die we hebben opgedaan door de jaren is dat vertrouwen gegroeid. Maar iemand die nog nooit gehoord heeft van zaad, het nog nooit heeft gezien, die zal het maar moeilijk kunnen geloven, zoals een klein kind. Eerst zien dan geloven.
Klein beginnen
In Ezechiël wordt de toehoorder op het spoor van de toekomstige Messias gezet. Het begint heel klein, als een twijgje dat geplant wordt en groeit uit tot een machtige ceder, een koninklijke boom. In het begin van dit hoofdstuk wordt de ceder samen met de wijnstok als beeld gebruikt. De ceder lijkt daarbij het tegenovergestelde van de wijnstok. Terwijl de ceder kan uitgroeien tot een machtige boom, verdort de wijnstok doordat de wortels niet naar het water zoeken. Daar stopt dan het verhaal van bomen en struiken even, om bij de perikoop van vandaag weer verder te gaan. De geplante en groeiende ceder staat hierbij voor het davidische koningschap dat zal worden hersteld, niet uit eigen beweging van de mensen, maar door God die daarvoor de mogelijkheid schept, hoe klein ook.
Ook in het evangelie van vandaag staat groei centraal. Hierbij zien we het beeld van de zaaier en het zaad dat ‘zonder zichtbare oorzaak’ groeit totdat het geoogst kan worden. Spreekt Jezus hier over zichzelf als zaaier?
Het is opvallend hoe in dit verhaal de aarde als vast gegeven wordt beschouwd. Ze brengt uit zichzelf vruchten voort. Je voelt het onderscheid tussen een met zorg ingezaaide en onderhouden akker of een woest stuk land waarop alles in het wildeweg opschiet, aan de eigen willekeur overgelaten.
In het verhaal van vandaag ligt de nadruk op het proces dat in het verborgene gebeurt. Mensen die groeien op weg naar de voleinding tot het moment van de oogst. Het mosterdzaad dat tot een struik uitgroeit gaat over dezelfde veiligheid die men mag ervaren als bij de boom van Ezechiël. Het beeld van het groeiende koninkrijk van God dat met iets ogenschijnlijk kleins is begonnen. Daarbij heeft mosterd de bijzondere eigenschap zich zeer snel te kunnen verspreiden en heeft het een kenmerkende, krachtige smaak. Passend bij de snel groeiende Jezus beweging uit de begintijd. Snelle groei, maar stevig geworteld en als een ondoordringbare plant die geborgenheid biedt.
Jezus legt zijn leer uit aan veel mensen in de vorm van dit soort parabels. De uitleg daarvan is echter bestemd voor een select gezelschap, zijn directe leerlingen. Voor het moderne gevoel komt dat wellicht nogal elitair over, dat die wijsheid niet zomaar voor iedereen was bedoeld. Toch was dit vrij normaal in die tijd. Toch mogen wij ons als toehoorder rekenen tot dat selecte gezelschap. Ook wij mogen ons immers leerlingen van Jezus noemen.
De beeldspraak van gewas en bomen dient om iets fundamenteels te zeggen over de leefwereld van het oude Israël en de joden/christenen van de tweede tempelperiode. Met de parabel van het mosterdzaadje reikte Jezus een nieuw beeld aan voor gelovig leven onder de heerschappij van een machtig rijk, het Romeinse, dat niet onderworpen leek te zijn aan goddelijke machten. Toch is het mogelijk voor gelovige toehoorders van Jezus’ boodschap in Gods koninkrijk te leven, aan de hand van deze parabel: niet als in de schaduw van een machtige boom, maar als deel van een vruchtbare struik die zich verspreidt, letterlijk een ‘smaakmaker’. Dat was een ongehoorde nieuwe gedachte, die ook in onze tijd als ongehoord zou kunnen worden ervaren. Onze leefwereld lijkt immers ook behoorlijk van God los te zijn maar veel mensen snakken naar een wereld zoals God die bedoeld heeft. Maar veel mensen blijven verstoken van het goede van Gods woord. Ze zien slechts een ondoordringbare struik met verdorde takken uit een ver verleden. Ze zien niet de bloeiende takjes die die zaad geven voor een nieuwe periode.
Het is daarmee ook aan ons een oproep om te getuigen van het geloof waarin wij zijn gegroeid. Zo kunnen we anderen bewust maken van het goede dat vanuit jezelf al kan opkomen. Hoe dat gezaaid is vanuit het goddelijke met de bedoeling uit te groeien tot iets groots, met veel vrucht.
Amen.
Pastoor Victor Scheijde
Zondag 17 juni 2018