Geef elkaar ruimte, maar doorbreek het taboe

Preek bij de achtste zondag na Pinksteren, B jaar, 1 juli 2018

Zusters en broeders,
Dat genezingsverhalen in de Bijbel moeilijk zijn dat hoef ik u niet te vertellen. Velen voelen zich er ongemakkelijk bij. Vandaag hebben we twee van die verhalen, waarvan er één ook nog eens het grote taboe op onreinheid doorbreekt dat in die tijd bestond. Het evenwicht in de gemeenschap wordt erdoor ontwricht omdat niet iedereen in gelijke mate deel kan en mag uitmaken van die gemeenschap.

Het ongemak bij dit soort verhalen komt vaak voort uit een gevoel van onrechtvaardigheid. Waarom wordt de één wel en die andere niet genezen? Daarbij heersen er ook in onze tijd vele taboes op ziekten en andere zaken waar mensen onder lijden. Denk maar aan kanker, depressie, verslaving maar ook mensen die lijden onder datgene wat hen is aangedaan door anderen, zoals seksueel misbruik. Enerzijds is er de behoefte aan erkenning, de behoefte dat je er vrijuit over kunt praten met elkaar in de gemeenschap, maar anderzijds lijkt daar ook een drempel te liggen. Het is moeilijk om elkaar die ruimte te geven maar ook om die ruimte te nemen. Degene die eronder lijdt kan immers ook in zichzelf een drempel ervaren, want wat betekent het voor jezelf wanneer je met je verhaal naar buiten treedt? Het is een enorme stap om met je leed in de openbaarheid te treden. Op dat moment erken je namelijk aan jezelf dat je eronder lijdt. Geef je jezelf wel die ruimte? Mag het van jezelf? Mag en wil je jezelf zien als iemand die lijdt? Het gaat over je zelfbeeld en hoe je denkt en ervaart hoe anderen jou zien maar ook hoe anderen je werkelijk zien.

Een taboe doorbreken

In het evangelie van vandaag worden we geconfronteerd met twee vrouwen. Een dochtertje dat sterft op twaalfjarige leeftijd maar tot leven wordt gewekt en een vrouw die zolang dat dochtertje leefde geen vrouw heeft kunnen zijn, die onrein was en daarmee geen plek had in de gemeenschap.

Jaïrus brengt het sterven van zijn dochtertje onder de aandacht van Jezus en brengt het daarmee in de openbaarheid, de bloedvloeiende vrouw probeert in de gemeenschap niet op te vallen, maar toch genezing te vinden bij Jezus maar Jezus brengt haar onreinheid in de openbaarheid en doorbreekt daarmee het taboe. De genezing van de vrouw kostte hem kracht, maar die was niet tevergeefs. De reactie van Jezus boezemt de vrouw angst in. Ten eerste heeft zij als vrouw zomaar een man aangeraakt, wat in die tijd niet erg werd geapprecieerd, ten tweede ook nog eens als onreine, waarmee ze Jezus onrein had kunnen maken naar menselijke maatstaven. Ze had zich met gemak de woede van de menigte op zich kunnen halen en gestenigd worden. Maar daar draait het in dit verhaal duidelijk niet om. Het draait om geloof. Geloof dat dingen goed kunnen komen, ook al is dat niet volgens onze menselijke begrippen mogelijk. Jezus laat in dit verhaal niet veel woorden klinken die empathisch overkomen. Het zijn meer woorden die gericht zijn op hoop houden, vertrouwen hebben, blijven geloven. Geen woorden die invulling kunnen geven aan de betekenis die mensen zelf aan het lijden geven. Ook om ons heen zijn die er genoeg. Mensen die heel goed ‘weten’ hoe jij je wel zult voelen, of hoe jij je wel ‘moet’ voelen. Maar ook de betekenis die je zelf geeft aan je eigen lijden. Jezus zegt vertrouwen te houden. Niets is er verloren ook al denk je zelf van wel en denken anderen van wel.

Nieuwe hoop

In de eerste lezing horen we dat we niet moeten vertrouwen op onze eigen wijsheid. Vrees de HEER staat er vervolgens. Je kunt het ook wel uitleggen als “heb ontzag voor de HEER”. Daarmee niet te snel denken dat je op zijn stoel kunt zitten denk ik zelf dan weleens. Daarmee is het belangrijk om het kwade te vermijden en dat kan van alles zijn, zoals ook de kwade gedachten die je zelf hebt over anderen of over jezelf. Destructieve gedachten die het voor jezelf en voor anderen steeds moeilijker maken om elkaar de ruimte te geven in de gemeenschap, waarmee het steeds moeilijker wordt om samen gemeenschap te blijven vormen. Mensen die zelf depressief zijn geweest of nog steeds zijn zullen dat misschien wel herkennen. Het zijn de momenten waarop je nog maar moeizaam bij de dingen komt die je leven licht en kleur brengen, die ruimte kunnen geven. In de 16e eeuw is zo’n ervaring op zeer indringende wijze beschreven door de Spaanse monnik en dichter Johannes van het Kruis. Het staat bekend als de donkere nacht. Het wordt uitgelegd als een periode waarin God op een andere manier bezig is met jou als mens met als doel je te bevrijden. De eigen ervaring is dan donker, stil, zonder God.

Zijn het die donkere momenten die vandaag in het Evangelie naar voren komen? Waarin Jezus naar ons toe komt met woorden van hoop, van niet opgeven. Waarin Hij zichzelf kwetsbaar opstelt, laat zien dat Hij ook aangeraakt is door het lijden van de ander. Zijn doen en laten, zijn woorden spreken de buitengeslotene aan. Blijf geloven, laat de hoop niet varen. Lijden en sterven hebben dan ingebroken in het leven, maar dat is niet waar het verhaal eindigt.

Lijden en dood overwinnen het niet van het geloof van de vrouw en de vader in de verhalen van vandaag. Twee dochters vinden de weg terug naar het leven, een leven dat vruchtbaar is en heel gemaakt. Waarin de vrouw zich weer vrij kan bewegen in de gemeenschap en waarbij de gemeenschap zorgt voor de dochter door haar te eten te geven.

Laten we elkaar de ruimte geven in de gemeenschap. Eenieder de plek die hem of haar toekomt. Niet elkaar oordelen vanuit de eigen perceptie, maar ruimte biedend zonder elkaar af te vallen. Alleen zo kunnen we evenwicht houden in de gemeenschap en ons geloof.

Amen.

Pastoor Victor Scheijde

Spreuken 3, 1-8; 2 Korintiërs 8, 9-15; Marcus 5, 22-43