Zondag na Pinksteren 16

Zondag na Pinksteren 16

Jesaja 30, 15-21
Hebreeën 12, 22-29
Lucas 13, 22-30

Zusters en broeders, jullie zijn nadergetreden, jullie staan voor de berg Sion, voor de stad van de levende God, het hemelse Jeruzalem, en voor duizenden engelen die in feestvreugde bijeen zijn, voor de gemeenschap van eerstgeborenen, die in de hemel ingeschreven zijn, en voor God, de rechter van allen, en voor de geesten van de rechtvaardigen, die tot volmaaktheid gekomen zijn, voor de bemiddelaar van een nieuwe verbond, Jezus, en voor het gesprenkelde bloed, dat krachtiger spreekt dan dat van Abel.

Zo, dat is een hele opsomming, waar je wel van onder de indruk moet raken. Zo werden de toehoorders door Paulus aangesproken. En als de toehoorders van Paulus zo worden aangesproken dan worden wij ook zo aangesproken. Wij zijn niet anders dan de toehoorders van Paulus. Wij zijn dus ook gekomen tot al die mooie dingen. Maar zie ik ze ook?

Waar is die stad van die levende God, dat hemelse Jeruzalem, waartoe ik genaderd zou zijn? En naar welke kant moet ik kijken om die duizenden engelen te kunnen zien of die gemeenschap van eerstgeborenen, die in de hemel ingeschreven zijn?Eerlijk gezegd zie ik op dit moment heel wat anders. Ik zie een kleine groep mensen in een oude kerk zitten. Aardige mensen, dat wel. Maar om deze plaats of welke andere plaats op aarde een hemels Jeruzalem te noemen, waar je terecht komt in een menigte van duizenden blijde engelen, dat gaat toch wel wat ver.

Wel is het zo, dat wij geloven, dat we hier in deze kerk en op dit moment God mogen ontmoeten, waarbij Jezus ons helpt, die ontmoeting te realiseren en te ervaren. We geloven, dat we God kunnen ontmoeten op een aardse plaats en in de aardse tijd.En als dat zo is, dan moet dat hemelse Jeruzalem toch ook hier ergens te denken zijn en ook te vinden zijn?

En toch. Toch kan dat ook weer niet, want het hemelse Jeruzalem is een plaats van het volmaakte. Het hemelse Jeruzalem, de stad van de levende God, kan onmogelijk hier zijn, want maar weinig dingen hier zijn volmaakt. En het kenmerk van volmaaktheid is nu juist dat er niet één mens of één ding onvolmaakt mag zijn. In het hemelse Jeruzalem is geen enkel mens haatdragend, jaloers of onrechtvaardig. In het hemelse Jeruzalem is geen enkel ding mismaakt of kapot. Het hemelse Jeruzalem zal dus toch wel iets zijn voor na onze dood of na de voleinding van de wereld of waar of is dus iets van na onze dood of van na de voleinding der wereld. Ergens of nergens, maar in elk geval is hier geen volmaaktheid te bekennen.

De vraag is nu misschien: wie die volmaaktheid bewerkstelligt? Is het zo, dat wij dat bewerkstelligen, weliswaar na onze dood of na de voleinding der wereld of wanneer dan ook? Nee, dat doen wij niet. Wij geloven dat God die volmaaktheid zal bewerkstelligen.Voor ons is daarin ook een rol weggelegd. Natuurlijk. Waarom zouden we anders willen leven vanuit het geloof?

Dus of het hemelse Jeruzalem van nu is of van later, het is uiteindelijk God die deze stad haar volmaaktheid geeft. Dat kan Hij nu doen of dat kan Hij later doen. Het wel of niet volmaakt zijn is dus niet afhankelijk van tijd of plaats. God zal zich toch niet laten tegenhouden door aardse tijd en plaats? Hij is toch prima in staat het hemelse nu al op de aarde te brengen?Het geloofsbewijs daarvoor hebben we. Hij heeft Jezus, zijn Zoon, naar ons toegestuurd om ons duidelijk te maken dat we nu al kunnen wonen in dat hemelse Jeruzalem, de stad van de levende God.

Paulus laat ons weten, dat wij duizenden engelen zijn nadergetreden. Zij zijn de boodschappers van God. Maar waar kan ik die engelen zien? Het antwoord is simpel. In mensen die ons iets van God laten zien natuurlijk. Levensvreugde, medelijden, inspiratie, zorg. Er bestaan zeker duizenden van dit soort engelen, maar we moeten ze wel willen zien. Is dat soms die nauwe poort, die wij maar moeilijk binnen kunnen gaan?

Wij zijn nadergetreden tot de gemeenschap van eerstgeborenen. Die eerstgeborenen, zijn wij dat? En waarom dan en hoe dan? Door de doop? Als dat zo is, dan hoeven wij niet ver te zoeken om de gemeenschap van eerstgeborenen te kunnen zien en te kunnen ontmoeten. De wereld is immers vergeven van gedoopten. En de mensen die niet gedoopt zijn, zouden die ook niet eerstgeborenen kunnen zijn? Laten wij ze nadertreden als ware zij eveneens eerstgeborenen. Dan is de wereld geheel en gevuld met eerstgeborenen. Is dat niet een fantastische wereld? Maar we moeten de mensen wel zo willen zien? Is dat soms die nauwe poort, die wij maar moeilijk binnen kunnen gaan?

Wij zijn nadergetreden tot de geesten van de volmaakte rechtvaardigen. Zijn er geesten, behalve Gods geest, die volmaakt zijn? Ik weet het niet en dus geloof ik niet dat die bestaan. Maar ik kan natuurlijk ook zeggen: ik weet het niet dus waarom zouden ze niet bestaan. Is het nou zo moeilijk om te geloven dat er geesten van volmaakte rechtvaardigen bestaan? Is dat soms die nauwe poort, die wij maar moeilijk binnen kunnen gaan?

We zijn genaderd tot Jezus, de Middelaar van het nieuwe verbond. Zien we in hem iemand die God voor ons toegankelijk maakt? Die aangeeft dat er een nauwe poort is waardoor je eerst naar binnen moet. Niet om te pesten, maar om tot rust te komen. Zijn we eenmaal wat rustiger geworden dan nemen we de tijd om eens rond te kijken en dan wel met een andere blik. En wie weet, begint het hemelse Jeruzalem langzaam aan zichtbaar te worden. Natuurlijk kent de wereld nog steeds haat, jaloezie en onrechtvaardigheid.

Maar de wereld kent ook hemelse dingen. Neem nu vandaag. Vandaag treedt Hilda Venema toe tot onze kerk. Dat is hemels voor haarzelf. En voor ons, als medegelovigen, is het hemels om dat te mogen meemaken.

Waar wij nu eens mee moeten beginnen is deze hemelse gebeurtenis in onze herinnering te houden. Morgen doen we weer een heleboel andere dingen en voordat je het weet, ben je deze hemelse gebeurtenis alweer vergeten. Gaan we te snel aan al die hemelse dingen en gebeurtenissen voorbij, dan wordt ons leven niet meer dan een opeenstapeling van leuke en vervelende gebeurtenissen. We gunnen ons niet de tijd eens even stil te staan bij de leuke en mooie dingen die we meegemaakt hebben of die we nog steeds meemaken. We hebben eten en drinken in overvloed. We hebben een dak boven ons hoofd. We hebben zelfs een kerkelijk dak boven ons hoofd, waaronder we met elkaar dat hemelse Jeruzalem mogen beleven. We hebben relaties en we hebben herinneringen aan relaties. Ook die zijn de moeite waard om regelmatig daarbij stil te staan.

En de vervelende dingen? Meestal herinneren wij ons die beter dan de mooie dingen. Maar op zichzelf is het denk ik niet verkeerd ook aan de vervelende dingen te denken. Ze horen nu eenmaal bij ons leven. En ze horen ook bij dat hemelse Jeruzalem, die stad van de levende God. Soms ook willen wij juist aan die vervelende dingen voorbij gaan. Het liefst heel snel. Op onze snelle paarden proberen wij die vervelende dingen of vervelende mensen te ontvluchten. Op onze vlucht komen we toch uiteindelijk bij die nauwe poort aan. En in onze haast lukt het niet om er binnen te gaan. We hebben rust nodig om te bekijken hoe wij die poort wel binnen kunnen gaan. Want met onstuimigheid lukt het niet, met branie evenmin. Tegen het volk van Israël zegt God: In stille berusting ligt jullie redding, in rustig vertrouwen ligt jullie kracht.

En zijn we eenmaal zover dan blijkt er altijd wel één van die duizenden engelen in de buurt te zijn, die je bij de hand pakt en zegt: ‘Kom maar, ik help je wel. Samen gaat het wel lukken.’ Toch ben je bang weer eens de laatste te zijn die door die poort naar binnen zal gaan.
Misschien ben je wel bang zelfs te laat te zijn. Maar zie eens aan: je bent de eerste! Niet dat dát nou zo belangrijk is; belangrijker is dat je binnen bent.

En wat vind je aan de andere kant van die poort? Grappig genoeg zijn het dezelfde mensen als de mensen buiten die nauwe poort. Zij zijn niet anders, alleen jij bent anders. Nadat je door die nauwe poort gegaan bent, zie je die zelfde mensen op een andere manier. Je ziet in hen de engelen. Je ziet in hen de geesten van de volmaakte rechtvaardigen. Je ziet in hen de eerstgeborenen. En wie zie je nog meer?

In hun midden staat Jezus Christus, onze Heer. Hij staat daar als de Middelaar. Je zou haast denken dat hij daar als een hemelse makelaar voor ons een geschikt huis zal gaan bemiddelen. Als dat zo is, hopen we dat er nog wat te onderhandelen valt over de prijs. Maar nee, er valt niets te onderhandelen, want de huizen in de stad van de levende God zijn niet te koop en ook niet te huur. De huizen in de stad van de levende God, het hemelse Jeruzalem, worden ons zomaar geschonken. En als we niet hoogmoedig zijn, kunnen we zo’n geschenk het beste louter genade noemen.

Amen.

Pastoor Annemieke Duurkoop