Zondag na Pinksteren 19

Engelbert 12 september 2010

Zondag van het verlorene

Exodus 32, 7-14

1 Timoteüs 1, 12-17

Lucas 15, 1-10

Zusters en broeders,

Vandaag valt mij de eer toe om hier voor de eerste keer de overweging te houden. Het thema van vandaag, zondag van het verlorene, drukt iets droevigs uit lijkt wel. Een pessimist zal dan ook vooral de nadruk leggen op ongeloof en zondigheid die in de lezingen te vinden zijn. Des te groter de verrassing dat het anders is!

Voordat ik bezig was met de overweging, voelde ik wat weerstand tegen het thema. Zo’n thema, net nu u de pastoor aan het verliezen bent! Des te groter was voor mij de verrassing dat ik in de lezingen ontdekte dat het om vreugde ging. Vreugde om wat verloren gewaand werd en nu weer werd teruggevonden. Daarbij gaven de lezingen uitvoerig beelden bij het voorgangerschap.

Om dat toe te lichten, moeten we eerst even ingaan op het pessimistische deel van de lezingen.

In alle drie de lezingen gaat het over de afgedwaalde mens. In exodus bijvoorbeeld, lezen we over het volk dat een stierebeeld heeft gemaakt en dat luidruchtig vereert als zijnde de HEER. Later in het evangelie volgens Lucas zien we dat Jezus zondaars en tollenaars uitnodigt om de maaltijd mee te delen.

Ik laat de brief aan Timoteüs nog even liggen.

 

Het gaat hier dus om mensen die afgedwaald zijn. Er niet meer bijhoren, zondig zijn. In Exodus zijn ze zondig in Gods ogen en met dat in gedachte zijn de zondaars en tollenaars bij Lucas volgens de schriftgeleerden een gruwel in de ogen van God.

Maar in Exodus kunnen we gelukkig lezen dat Mozes in de bres springt. Hij is niet blij met datgene wat er gebeurd is met het volk dat onder zijn leiding stond. Het vergt dan ook veel moed om God er aan te herinneren dat Hij het was die met dit volk op weg ging en dat Hij niet nu de rug moet toekeren. Mozes is bereid om zich verantwoordelijk te maken voor het volk. Hij wil dat ze nog een kans krijgen zodat ze kunnen laten zien dat ze het waard zijn.

 

Van dit overkoepelende beeld over een volk, gaat Jezus juist naar het kleinere. De gemeenschap is inmiddels al trouw op weg en heeft geleerd de wetten na te leven zodat ze een goed volk zijn in Gods ogen. Jezus wijst er echter op dat ze zich weliswaar goed aan de wet houden, maar vergeten dat ook zij eens afgedwaalden waren en dus nu niet de mensen die niet volgens de wet voldoen aan de eisen van God moeten afwijzen. Terwijl het volk verder liep, raakten enkelen achterop. Ze dwaalden af, tot ze de weg kwijt waren. Graag wilden ze weer de weg terugvinden, want het is best wel eng om ver van de groep af te staan. Het is moeilijk om alles wat je eerder gezamenlijk deed, nu alleen te moeten doen. Het is opeens erg moeilijk om de weg terug te vinden.

Jezus uit dat aan de hand van de schaapskudde waar een schaap kwijt raakt en aan de hand van de drachme die verloren werd. Vanuit het grotere geheel bekeken lijken die verloren dingen zo onbeduidend. Wat is nou één schaap op 180 schapen. Of wat is nou één drachme op 1000 drachmen. Nee zegt Jezus! Niets is onbeduidend in het oog van God, de schepper van het al!

Ik moet ook denken aan die prachtige litanie van Antoine Oomen: “Ik zal er zijn”, 496 in ons gezangboek. “alle denkbare en ondenkbare levende zielen bevelen wij U aan.” Alle, niemand uitgesloten. En dan: “Wat heeft met hen gedaan, hij die nooit varen laat het werk van zijn handen?” Hoor eens wat dat uitdrukt: Heer, we maken ons zorgen. Zorgen om de mensen die uit het oog geraakt zijn.

 

Je ziet in de lezingen dus drie pastorbeelden voorbij komen. Een pastor moet het overzicht houden over de hele groep: zijn parochie. Dat kan hij niet vanuit een willekeurige positie, hiervoor heeft hij een goede plek nodig. Vanuit die positie moet hij namelijk leiding kunnen geven aan de gemeenschap. Het is dus een bijzondere positie en dat wordt benadrukt door het feit dat hij achter de groep loopt. De pastor moet niet voorop gaan! Dat zou een hele slechte plaats zijn. Denk maar eens aan de schaapskudde met de herder. Als een herder voor de schaapskudde uitgaat moet hij steeds de route uitstippelen. Terwijl hij daarmee bezig is, moet hij steeds omkijken of de kudde wel meekomt. Omdat hij ze niet voortdurend in het oog kan houden, merkt hij niet snel genoeg of er schapen zijn die afdwalen. Maar omdat hij vaak moet omkijken, ziet hij sommige goede plekken om te grazen over het hoofd. Wanneer hij echter achterop gaat, dan ziet hij de hele kudde voor zich. Vanuit die positie ziet hij de kudde zelf een route kiezen waarbij ze het sappigste gras ontdekken. Hij hoeft er alleen op te letten dat het geen slecht gras is en of ze niet een gevaarlijke weg zomaar willen oversteken. – Ziet u het beeld al van ‘dagboek van een Herdershond?’ Kapelaan Odekerke die zich vergelijkt met de herdershond? Want ja, als de kudde in een gevaarlijke positie komt, dan moet de herder de herdershond eropaf sturen om de kudde bij te sturen. – vanuit de plek achterop kan de herder ook meteen zien of er schapen zijn die afdwalen. Hij grijpt in en duwt ze liefdevol weer de goede kant uit.

Er is tegenwoordig zo’n televisieprogramma – terug op de werkvloer – waarin de directeur van een groot bedrijf undercover gaat op de werkvloer. Ze herkennen hem niet, want in zo’n groot bedrijf heeft niemand ooit de directeur gezien.

Hij werkt hard mee met de grondploegen. Hij ziet vreugde, verdriet. Hij ziet zaken die efficiënter kunnen volgens zijn werknemers. Ontdekt dat het materieel waar men mee werkt niet meer voldoet, noem maar op. Opeens ziet zo’n directeur in dat hij bezig is geweest met de route uitstippelen van het bedrijf en dat hij vergeten was om te kijken of zijn medewerkers wel mee konden komen. Achterop had hij veel beter het overzicht kunnen houden.

Dat is dus de plaats van de pastor. Achterop, daar waar hij het overzicht houdt. Daarbij stippelt hij niet volledig zelf de route uit van een parochie – daar heb je helaas ook geen TomTom voor – maar hij volgt de parochie op haar wegen en stuurt zonodig bij met zachte hand.

Heeft de pastor dan geen doel? Laat hij de parochie zelf alles bepalen? Dat niet! Net als de herder ’s avonds een plek moet zien te vinden waar hij veilig met zijn kudde kan overnachten, moet ook de pastor zorgen dat de parochie op een veilige plaats aanland. Maar dat kan telkens een andere veilige plaats zijn.

Kijken we naar onze parochie hier, dan kunnen we vaststellen dat dat de afgelopen meer dan dertig jaren, ook behoorlijk letterlijk gebeurd is. De parochie is meerdere keren verhuisd en moest telkens weer iets maken van de nieuwe plek. Daarbij moest de pastor telkens overwegen of het een veilige plaats was en of de parochie na een tijdje weer moest verder trekken. De pastor liep achterop.

Is het u al eens opgevallen dat we in de liturgie die positie ook uitbeelden? Bij de introïtus, als we binnentreden, loopt de persoon met de meeste verantwoording achterop. Ofwel de pastor of diaken of de pastoor of de bisschop. Aangekomen bij het altaar, de veilige plaats, gaat de verantwoordelijke naar voren om namens de gemeente het woord te richten tot God. Hij staat in voor de parochie.

Nu blijft er nog een derde pastorbeeld over, die ik nog niet besproken heb en die we terugvinden in de brief aan Timoteüs. Het is een beeld van een pastor die zich bewust is van zijn onkunde en schuld. Hij is zich bewust dat de positie die hij inneemt een hele verantwoording is en dat hij het niet waard is dat hij uitgekozen is om die verantwoording op zich te nemen. Een zondaar, een twijfelaar, een zwakke. Ook de pastor is maar een mens die probeert het beste te doen, maar zich diep bewust moet zijn van het feit dat ook hij zijn beperkingen heeft. Ook hij is slechts een volgeling op de weg van, en naar de Heer. Het past mij dus ook om dank te zeggen aan hem die mij sterkt, Christus Jezus, dat Hij mij vertrouwen heeft geschonken door mij in zijn dienst te nemen, hoewel ook ik het niet allemaal goed heb gedaan in het leven.

Ik ben mij diep bewust dat ik een jonge man ben met mijn beperkingen, met mijn fouten. Ik ben nog niet helemaal klaar, ik heb nog een jaar van studie af te ronden. Buiten dat zal ook ik nooit klaar zijn, want het leven betekent altijd weer bijleren. Maar ik bied mij aan, ik wil de uitdaging met u aangaan. Ik zal u ten dienste staan. Daarbij beloof ik u dat ik alles inzet om dit zo goed mogelijk te doen. Ik ben ook dankbaar dat ik u een tijdje mag volgen op uw wegen.

Ik hoop ook dat u nu mag ervaren dat het niet de ‘zondag van het verlorene’ moet zijn, maar de ‘zondag van het gevondene’. Het vinden van een pastor, het vinden van mensen op uw weg, het vinden van een goede plek en uiteindelijk het vinden van God. Ik hoop dat u met mij de vreugde mag delen, samen deze uitdaging aan te gaan.

Pastoor Annemieke, zoals een zoon aan zijn vader de zegen vraagt voor het voortzetten van zijn levenswerk, wil ik jou vragen mij de zegen te geven voor deze taak.

 

Victor Scheijde

pastoraal werker