Op pad gaan, gewoon zoals je bent

Preek bij de tiende zondag na Pinksteren, 15 juli 2018

Amos 7, 7-15; Efeziërs 1, 1-14; Marcus 6, 6b-13

Zusters en broeders,
Jezus stuurt zijn leerlingen zonder iets op pad. Geen brood, geen reiszak, geen extra kleren, geen geld. Alleen een stok, sandalen en de kleren die ze aanhebben. Gewoon zoals ze zijn, niks meer en niks minder. Kunt u zich dat voorstellen? Menigeen slaat de schrik om het hart wanneer je daarover nadenkt. Het idee dat je ook maar een paar dagen op weg gaat, gewoon zoals je bent en dan zonder wat te eten op pad zou gaan, zonder iets te plannen en zonder te weten of je ’s avonds onderdak zult vinden. Voor velen zal het zelfs al moeilijk zijn om een paar dagen zonder telefoon, tablet, televisie en wifi te moeten zijn, laat staan zonder je pinpas en contant geld. (ik ben geen haar beter op dat gebied hoor!)

Kunnen we dat eigenlijk nog wel vandaag de dag? Je onafhankelijk opstellen van alles wat je eigen leven zekerheid geeft en comfort en daarmee jezelf afhankelijk maken van anderen en van wie je zelf bent en van God? Is het niet de vraag naar welke vrijheid we ervaren in ons leven en hoe die vrijheid tot stand komt? Vrijheid die onder druk staat door de voortdurende stroom van informatie in reclames dat we onze vakantie alleen goed kunnen doorbrengen als we maar televisie kunnen kijken en onze telefoons en tablets met gratis WiFi onder handbereik hebben? Willen we dat wel? Voelen we ons nog wel veilig en zeker wanneer we zonder een mobiel op zak de wijde wereld intrekken?

Te veel

In de wereld om ons heen is een cultuur ontstaan waarin veel te veel te kiezen is. Van de week las ik over generatie X, de generatie die tussen ongeveer 1954 en 1980 geboren is, waar ik dus ook nog onder val. Ze wordt ook wel de generatie ‘te veel’ genoemd. Te veel aan keuzes, te veel aan informatie enz. Een generatie die in een zeer korte tijd geconfronteerd werd met een enorme toename van informatie en bezit die door welvaart is gestimuleerd. Het lijkt bij de tijd te horen en zo lijkt het niet bij deze tijd te passen wanneer je je probeert voor te stellen hoe het is om met minder toe te kunnen. Ondertussen is het ook een periode geweest waarin heel veel sociale omgangsvormen afbrokkelen en men denkt dat die alleen nog maar met weloverwogen businessmodellen nieuw leven in te blazen zijn, waarbij echter doorgaans het economisch belang leidend is voor het realiseren daarvan. Toch lijkt de behoefte aan sociale cohesie groter dan ooit. Mensen zijn overprikkeld door alles wat er om hen heen gebeurt waardoor onderhand zo’n 33% van de Nederlanders te maken krijgt met zaken als burn-out, depressie enz.

Alles moet efficiënt en meetbaar zijn, zonder dat de mens zelf op de voorgrond wordt gesteld en ja, dat gebeurt ook in de kerk, waarbij we alleen nog maar kerk lijken te kunnen zijn met beleidsplannen en projectaanvragen, die afketsen wanneer er onduidelijkheid is over kwantitatieve targets als groei in leden en financiën. Het zijn onze reiszakken en gordels met geld, onze extra kleren. Durven we als gelovigen nog wel kerk te zijn en het geloof te verkondigen zonder al die bagage? (Als ik er zo over nadenk hebben we zo’n beleidsplan dat al vele eeuwen oud is, we kennen het als de Bijbel. En ik ken ook mensen die met niets meer dan dat op weg zijn gegaan en niets tekort zijn gekomen op hun weg de boodschap van de Heer te verkondigen.)

Van de week was het feest van St. Benedictus, de vader van het westerse monnikenleven. Op die dag lazen we van de rijke jongeling die Jezus vroeg wat hij moest doen om eeuwig leven te ontvangen. Hij haakte af toen hij de opdracht hoorde zich te ontdoen van alles wat hem deed vastklampen aan het aardse leven zelf. Het laat zien hoe moeilijk we het vinden om los te laten. We klampen ons vast aan onze zekerheden, aan ons bezit, aan onze eigen kennis.

Redding. Waarvan dan?

Toen Jezus zijn leerlingen twee aan twee uitzond, zorgde Hij ervoor dat ze niets hadden om zich aan vast te klampen waardoor ze het contact met mensen uit de weg zouden kunnen gaan. Zo kunnen ze mensen ontmoeten die ze gastvrij zullen ontvangen en zullen geven wat ze nodig hebben. Die mensen zullen ontdekken dat ze zelf ook iets nodig hebben en dat het de leerlingen van Jezus zijn die het hun kunnen geven: redding.

Maar waarvan dan? Al van jongs af aan heb ik mij daarover verwonderd. Waarvan hebben wij mensen redding nodig? Amos liep ook aan tegen die vraag toen hij zijn profetieën naar het Noordrijk van koning Jerobeam II bracht. Het welvarende Noordrijk Israël was zelfingenomen en ziet niet in dat hun welvaart een keerzijde heeft. Niet iedereen profiteert van de welvaart en er zijn vele vormen van armoede – waarvoor het Hebreeuws dan ook verschillende woorden heeft. Een armoede die steeds groter lijkt te worden, daar waar de rijken zich verrijken ten koste van de armen. “Grootgrondbezitters tegenover bezitloze pachters; de luxe en overvloed van de rijken tegenover de armoede en ellende van de verarmden; het machtsmisbruik van de leidende klassen tegenover de rechteloosheid van de maatschappelijk zwakkeren.”[1] Ondertussen stellen ze zichzelf gerust met een zekere religieuze zelfvoldaanheid die tot uitdrukking komt in formalisme en ritualisme.

Een samenleving of instituut wordt natuurlijk niet graag daarmee geconfronteerd en daarom krijgt Amos het verzoek maar terug te gaan met zijn praatjes en zijn brood maar in zijn eigen omgeving te verdienen. Maar Amos verdient zijn levensonderhoud niet uit profeteren. Hij is volledig vrij de opdracht van de HEER uit te voeren. Hij kan niet anders dan de wantoestanden aan de kaak te stellen.

Het zou natuurlijk niet nodig moeten zijn en toch is het van alle tijden en is het ook voor ons tegenwoordig moeilijk om open te staan voor een andere visie of om geconfronteerd te worden met gedrag dat je niet van gelovigen verwacht. Tegenwoordig lijkt het immers noodzakelijk om vooral goed voor jezelf op te komen, je te verzekeren van en voor alles wat je nodig hebt. Het is een logica die onze wereld bepaald maar die de twaalf doorbreken. Ze laten door de eenvoud zien God ons in zijn liefde heeft voorbestemd zijn kinderen te worden. Gods kinderen zijn vrij om van de onderlinge liefde te leven en ze zijn geroepen oom anderen vrij te maken om diezelfde onderlinge liefde te smaken.

Zonder al die extra ballast, zonder al die afhankelijkheid van de eigen ik ontvangen we ruimte om te accepteren wat de ander ons te bieden heeft.

Ga op pad, zoals je bent

“Tot die vrijheid worden ook wij uitgenodigd. De vrijheid om elkaar te dienen, de vrijheid om voor elkaar op te komen, de vrijheid ons te laten verlossen van wat ons klein maakt en ons doet geloven zonder waarde of betekenis zijn. We kunnen vragen om wat we nodig hebben, want God vindt dat we dit waard zijn. Dat is ware vrijheid.”[2] Op pad gaan, gewoon zoals je bent.

Amen.

Pastoor Victor Scheijde

[1] http://www.tijdschriftvoorverkondiging.org/exegese-preek/15-juli.html

[2] Ibi