Houdingen en gebaren

1. Het kruisteken 2. Zalven met olie 4. Wierook branden 5. Kaarsen branden

I. Inleiding

Ongeveer 7 0% van de menselijke communicatie is non-verbaal. Het is daarom niet zo verwonderlijk dat ook in de kerk naast woor­den, lichaamshouding en gebarentaal een belangrijke rol spelen om gevoelens en gedachten tot uitdrukking te brengen. We zullen hier ingaan op: staan, knielen, buigen, op de borst slaan en de vrede­groet. Elders wordt het maken van een kruisteken behandeld.

We beschrijven alleen de vanouds gebruikelijke betekenissen van deze houdingen. Dit kan dienen als handreiking om zelf verder over de betekenis na te denken. Zo zijn er ook geen bindende re­gels voor het gebruik van de diverse houdingen.

II. Lichaamshoudingen
1. Staan
De vanouds gebruikelijke houding in de liturgie is staan. Zowel in het Jodendom als in de kerk van de eerste eeuwen baden de gelo­vigen meestal staande, de geopende handen opgeheven op oor­hoogte (de orantehouding). Tot de zestiende eeuw was het alleen voor ouderen en invaliden mogelijk om tijdens bepaalde onderde­len van de dienst te zitten op banken langs de muur. In Oosters Orthodoxe kerken is dit nog steeds het geval.

Tegenwoordig zit in het Westen de gemeente gedurende het grootste gedeelte van de dienst. Op de meest belangrijke momenten staan de gelovigen nog steeds:

1. Bij het binnenkomen van de priester.

2. De verkondiging van het evangelie.

3. De geloofsbelijdenis. – en –

4. Het eucharistisch gebed.

Staan is dus minder een gebedshouding geworden en meer een te­ken van respect.

2. Knielen
In plaats van staan is in de Middeleeuwen knielen steeds meer de gebedshouding geworden. De meeste bekende vorm van knielen is in onze tijd het knielen op de knielbank.

Knielen is een universeel teken van eerbied; “Daarom heeft God Hem hoog verheven en Hem de Naam verleend die boven alle namen is, opdat bij het noemen van zijn Naam zich ieder knie zou buigen in de hemel, op aarde en onder de aarde…” (Filippenzen 2,9)

Toch is er een verschil met staan als gebedshouding. Als we knielen maken we ons klein. Dit kan ook als teken van onderwer­ping gezien worden: als een mens knielt is hij kwetsbaar. En als een mens knielt tijdens zijn gebed, laat hij zien dat hij in God zijn meerdere erkent.

In onze kerk wordt geknield bij:

1. De schuldbelijdenis.

2. Het kyrie eleison.

3. De voorbeden.

4. Het eucharistisch gebed. – en –

5. Het gebed na de communie.

Een andere vorm van knielen is een kniebuiging maken. Hier­bij laat men zich door één knie zakken. Zowel bij het binnengaan als het verlaten van een kerk kan men dit doen, in de richting van het tabernakel, als teken van eerbied en respect voor de eucharisti­sche aanwezigheid van Christus.

3. Buigen
Buigen is, net als knielen, een universeel teken van eerbetoon. Er zijn twee manieren van buigen: een lichte buiging met het hoofd en een diepe buiging met het hele bovenlichaam. De diepe buiging kan men maken in plaats van de kniebuiging, als er geen taberna­kel aanwezig is.

Op de volgende momenten van de eucharistieviering kan worden gebogen:

1. Bij de woorden “en Hij is mens geworden” tijdens de geloofs­belijdenis.

(Alleen dit moment wordt in het kerkboek aangegeven.)

2. Bij de lofzang op drie-enige God: “Aan de Vader, en de Zoon en de Heilige Geest zij Glorie”.

3. Bij de schuldbelijdenis, als er niet geknield wordt.

4. Bij het bewieroken van de gemeente.

In het algemeen is het gebruikelijk om het hoofd te buigen als de naam van Jezus Christus genoemd wordt.

III. Gebaren(taal)
1. Op de borst slaan
In onze cultuur is het een vreemd element geworden, maar vroeger kwam het overal voor: de openbare boetedoening. In de bijbel staan veel van zulke momenten beschreven. Een gebaar dat hierbij hoort is het zich met de vuist op de borst slaan (bijvoorbeeld in Lucas 18,13). Een periode van boete en vasten wordt dikwijls in­geluid door zich met as te bestrooien.

Beide rituelen zijn in de liturgie van de kerk overgeleverd. De belangrijkste periode van inkeer en bezinning, de Veertigdagentijd voor Pasen, begint op Aswoensdag met het strooien van as op het hoofd.

Het op de borst slaan komt in elke mis terug: in een van de vormen van de schuldbelijdenis aan het begin van de dienst (drie maal, bij de woorden ‘door mijn schuld, mijn schuld, mijn grote schuld’) en bij de voorbereiding tot de communie. Nadat de priester de gemeente heeft uitgenodigd voor het avondmaal, zegt iedere communicant: ‘Heer, ik ben niet waardig dat Gij tot mij komt, maar spreek slechts een woord en ik zal gezond worden’ (vgl. Mattheüs 8,8)

2. Vredegroet
“De vrede van God, die alle verstand te boven gaat, zal uw harten en gedachten bewaren in Jezus Christus, onze Heer” (Filippenzen 4,7). Met dit apostelwoord nodigt de priester de gelovigen uit el­kaar de vredegroet te geven. De vredeskus die hier vroeger gege­ven werd is een handdruk geworden. Als gelovigen elkaar op dit moment hun geopende handen reiken, maken zij duidelijk dat ze de vrede die Christus hen gegeven heeft willen doorgeven aan el­kaar.

De vredegroet wordt in de Oud-Katholieke Kerk gegeven vóór de opdracht van de gaven. Dit heeft een belangrijke reden. Jezus zegt immers: “Als gij uw gave komt brengen naar het altaar en daar schiet u te binnen dat uw broeder iets tegen u heeft, laat dan uw gave voor het altaar achter, ga u eerst met uw broeder verzoe­nen en kom dan terug om uw gave aan te bieden.” (Mattheüs 5,23). De vredegroet wijst de gelovigen erop, dat het geloof in God altijd concreet is. De dienst van de verzoening in Christus, die de kerk viert in de eucharistie, kan niet zonder de dienst van de verzoening aan elkaar. Alleen zo kan de liturgie geloofwaardig blijven.