Completen

De completen behoren tot het laatste deel van het kerkelijk officie. Voor het eerst wordt hier in de 6e eeuw melding van gemaakt. De Benedictijnse regula monachorum spreekt van zowel “completorii (psalmi)” als “completorium.” Het was al een veel ouder gebruik voor Christenen om voor het slapen gaan een speciaal gebed uit te spreken.

De term completen slaat ook echt op het compleet maken. Men maakt het officie die dag af, compleet. De rust kan wederkeren.

Vooraf aan de completen kan een geestelijke lezing worden gedaan. Dit kan uit de heilige Schrift zijn of een andere geschikte tekst.

De completen worden daarna ingeleid met de Schuldbelijdenis, we vragen God ons te helpen datgene wat niet goed gegaan is te verbeteren. Deze wordt knielend of gebogen uitgesproken. Hierna wordt de hulp van God aangeroepen en kan het middendeel beginnen. Er wordt dan een hymne gezongen, dit is: Te lucis ante terminum, in het Nederlands ’tot U voor het scheiden van het licht’. Daarna komt de psalmodie welke meestal bestaat uit psalm 4, 91 en 134 met antifonen. Dan volgt er een korte schriftlezing. Eén die veel wordt gebruikt is Jeremia 14 vers 9. “Gij zijt toch in ons midden Heer. Verlaat ons niet, Heer onze God.” De schriftlezing wordt beantwoord met het responsorium. Nu wordt men even stil, even overdenken wat er is gezegd. Dan vangt de Lofzang van Simeon (Nunc dimittis) aan. Hierbij staat iedereen en bij de eerste vers na de antifoon wordt het kruisteken gemaakt en kan de priester (bij hele plechtige vieringen) het altaar bewieroken. Knielend of staand wordt het avondgebed gebeden, dat rust uitspreekt over het huis en de mensen. Na het Looft en dankt wordt de zegenbede uitgesproken. Naar keuze kan dan een Maria-antifoon worden gezongen, bijvoorbeeld het Salve regina. Heel bijzonder is het als men alles donker maakt en alleen bij Maria een licht ontsteekt. Dit geeft een bijzonder mystieke sfeer. We keren terug in de stilte, waarna iedereen weggaat. In de contemplatieve monastieke orden wordt men dan vaak bij de uitgang door de abt/ abdis of de prior/ priorin, of een andere broeder/ zuster die opdracht gekregen heeft, besprenkeld met wijwater. Er heerst daarna absolute stilte, het Silentium.